Introductie op de module Waar woont God?

De vraag waar God woont is een concrete vraag die kinderen kan bezig houden. Voor hen is het belangrijk om God ergens te kunnen plaatsen. En daarom geeft de Bijbel daar ook allerlei beelden voor: de hemel, de tabernakel, de tempel en Jezus als Immanuel.

Die verschillende woonplaatsen vertellen steeds weer dat God ernaar verlangt om dichtbij de mensen te zijn, om bij hen te wonen. Dat is dan ook de boodschap van deze module!

Bijeenkomsten:

  1. Hemel God woont in de hemel en komt regelmatig naar de tuin van Eden waar Hij wandelt en praat met Adam en Eva. Als zij van de verboden boom eten en zich voor Hem verstoppen ontstaat er afstand.
  2. Tabernakel Ook al wonen de mensen niet meer in de tuin van Eden, God wil nog steeds contact. Daarom laat Hij de tabernakel bouwen.
  3. Tempel Als het volk een eigen land heeft mogen ze een tempel bouwen als woonplaats voor God. Hier kunnen ze bidden en offeren.
  4. Immanuel Jezus komt op aarde als de 'God met ons'. God kiest ervoor om dichtbij ons te komen en te leven als een mens zoals wij.
  5. De Geest in ons hart Als Jezus naar de aarde is gekomen, stuurt Hij zijn heilige Geest om in ons hart te wonen. Zo dichtbij is God nog nooit geweest.
  6. Nieuwe hemel en aarde Eens komt de dag dat God de aarde en de hemel nieuw zal maken. Dan zal God voor altijd bij ons wonen en wij bij Hem.

 

Fragmenten uit: De tabernakel

Opdracht
Maak samen een soort tent boven jullie hoofd door grote lakens of stroken crêpepapier vanaf het plafond schuin naar beneden te laten hangen.

Uitleg
Als God Adam en Eva uit de tuin heeft gestuurd vergeet Hij de mensen niet. Hij zoekt steeds weer contact met hen. Met Noach en Abraham bijvoorbeeld. Hij kiest de familie van Abraham uit om zijn eigen volk te zijn. Als Hij hen uit Egypte heeft bevrijd geeft Hij hen de opdracht om een speciale tent te maken.

Vraag
Wie weet hoe deze tent heet? Antwoord: de tabernakel

Tijdlijn
Wie kreeg van God de opdracht om in de tabernakel te werken als priester? Antwoord: Aäron​
Laat een van de kinderen de afbeelding van Aäron​ ophangen op de tijdlijn bij nr. 9 of 10. De andere kinderen mogen meedenken over waar het plaatje hoort te hangen. Wijs de tabernakel aan op de tijdlijn.

 

Auteur van deze module: Ingrid Plantinga